Wees geloofd, mijn Heer, met al Uw schepselen,
in het bijzonder mijnheer broeder Zon, die de dag brengt
en Gij verlicht ons door hem.
Hij is schoon en stralend met grote glans.
Van U, allerhoogste, is hij het symbool.
Je bent er! Je bent terug!
hoe vaak ik naar de kade ben gelopen
hoe vaak ik over water heb getuurd.
Wat ben je toch lang weg geweest,
grote broer,
stralend licht.
Ik was bijna vergeten
hoe je ruikt
hoe sterk je bent
hoe je baard prikt
Je lijkt precies op vader,
zo zorgzaam, goed
Ik krul mij in
jouw warmte op, nog
even schitterend ben jij;
te mooi
om naar te kijken.
Wat heb je voor me meegebracht,
grote broer?
Een glanzende merel!
Een dansende maïskolf!
Een bij die de weg zoemt
naar bloeiende hei!
– Titia Lindeboom
⇐ Naar het gedicht Allerhoogste
Naar het gedicht Zuster Maan ⇒