Wees geloofd, mijn Heer, om hen die door Uw liefde vergeven
en lijden en beproevingen verduren.
Gelukzalig zijn zij die het in vrede zullen verdragen
want door U, allerhoogste, zullen zij gekroond worden.
Moet ik op mijn broertjes passen!
Ben ik weer eens aan de beurt!
Constant eentje die moet plassen,
of zijn nieuwe kleren scheurt.
Zeven kleverige apen
altijd zijn hun snoeten vies
weg wil ik, maar ik moet rapen:
scherven van het glasservies.
Er mankeert iets aan hun oren
of ik aardig ben of brom,
bouwt er één een mooie toren
schopt een ander hem weer om.
Moddersporen op de bank en
viltstiftvlek in het tapijt
‘k wil het liefste mee gaan janken
als de één de ander bijt.
Na zo’n helse dag van razen
en van bandeloze pret
kan het mij oprecht verbazen
hoe ze rusten in één bed.
Armen om elkaar geslagen
en geen kwaad meer in de zin
slapen al die zeven blagen
onvoorstelbaar vredig in.
– Titia Lindeboom
Geïnspireerd door Hiëronymus van Alphen
⇐ Naar het gedicht Zuster Moeder Aarde
Naar het gedicht Zuster Dood ⇒
Wauw wat herkenbaar Titia, mooi hoor.
haha. Heerlijk zoals je met taal en beelden speelt. Ook zooo herkenbaar.